De doodbieren

 

De doodbieren, Amsterdam, Arbeiderspers, 1991


De doodbieren waren ooit begrafenisfeesten op het kerkhof. Er werd dan voedsel en drank geofferd aan de overledenen. Later werden het drinkgelagen in het sterfhuis; de dood te midden van leven en bier.
   De doodbieren is een roman over zesenzestig personages die leven in hun zelfgemaakte fabels tussen het universum van Jeroen Bosch en de mythologie, tussen slapstick en melodrama. Alle mensenlevens zijn ondergebracht in het tijdsverloop van een kroegweek vol verhalen, waarbij men er niet altijd achter komt wat waar is en onecht, wat rechtvaardig en wat niet.
   Aan het woord is een volkskroeg, Het Blazoen van Blasius, bedreigd door de buitenkroegse realiteit, de weinig volkse tentakels van de imaginaire grootstad Antdorf.
   Deze debuutroman van Paul Verhuyck valt uiteen in twee delen. In deel één staat de betrekkeliijke, barokke gelukstoestand centraal. Deel twee schetst de aftakeling en ondergang van alles.

De doodbieren is door een ingenieuze opbouw, de snelle, soms heftige, soms burleske verteltrant en de verwijzingen naar eeuwenoude volksverhalen, een bont prozamozaïek van een microsamenleving.



Bekroond met de Anton Wachterprijs 1992 en de Vlaamse Debuutprijs 1992
antonwachter (6K) debuutprijs_algemeen_v2 (115K)

Wat er nu precies gebeurt in het café, en wat daaraan zo bijzonder is, wordt de lezer eerst langzamerhand duidelijk. Er zijn zoveel uiteenlopende levenservaringen en reacties die zijn aandacht vragen, dat hij al evenzeer in een roes raakt als de cafébezoekers zelf. Maar gaandeweg wordt een aantal randvoorwaarden voor het euforisch gebeuren duidelijk. Iedereen kan vrijuit snoeven: 'Het Blazoen was de kroeg waar men zijn trots kon meebrengen, de fierheid die elders niet van toepassing was.'

Uit het juryrapport Anton Wachterprijs

Recensies

Paul Verhuyck is een geboren verteller die de taal tot in haar meest verfijnde kleur- en betekenisnuances bespeelt (...) De doodbieren illustreert op een wel bijzonder originele manier het algemeen menselijk verlangen naar onsterfelijkheid, het verlangen om in het schaakspel van de tijd als overwinnaar het veld te verlaten.

De Standaard

Het proza van Verhuyck is schuimig en vol als de Koning van Antdorf die in het Blazoen in bolle kelken wordt getapt. Het lezen ervan wekt allereerst een grote dorst op.

Gerrit Jan Zwier in de Zwolsche Courant

Sublieme formuleringen en een heerlijk barok taalgebruik.

Leidsch Dagblad


Het romandebuut van Paul Verhuyck is een fenomeen.

Haagsche Courant